Nederlands en Spaans zijn samen Indo-Europese talen. Dit is een grote taalgroep bestaande uit wel meer dan 400 verwante talen. Hoewel beide talen niet van dezelfde subgroepen afstammen laten ze wel degelijk enkele gelijkenissen zien. Het alfabet is namelijk nagenoeg hetzelfde op enkele aanvullingen in het Spaanse alfabet na, zoals de Ñen de LL. Nederlanders hebben het voordeel dat ze gemakkelijker de Spaanse klanken kunnen nabootsen, omdat bijna alle klanken tevens in het Nederlands zelf voorkomen. Klanken zoals de rollende R en de harde G komen ook in zekere zin in het Spaans voor als dubbele RR en J. Dit is één van de redenen dat Nederlanders over het algemeen sneller een andere taal onder de knie krijgen en dus automatisch al een voorsprong hebben in het leren van deze prachtige Romaanse taal.

  • De Spaanse taal heeft haar oorsprong in de Latijnse taal liggen omdat het een Romaanse taal is. Doordat het Latijns vroeger in Nederland als lingua franca (hoofd communicatietaal tussen landen die niet dezelfde taal delen) werd gebruikt in voornamelijk het geschrift, laat deze van oorsprong Germaanse taal eveneens overeenkomsten zien die van het Latijns zijn afgeleid.
  • Zoals het Nederlands leenwoorden uit het Spaans heeft, bestaan er ook leenwoorden die de Spaanse taal van het Nederlands heeft overgenomen. Veel van deze woorden zijn te danken aan de vroegere scheepvaart.
  • Tijdens het leren van Spaans is de kans op valse vrienden aanwezig. Dit zijn woorden uit de Nederlandse taal die veel overeenkomsten tonen met de Spaanse taal, maar die een totaal andere betekenis hebben.

De Spaanse taal komt voort uit een subgroep van de Indo-Europese talen en wordt gezien als een fonetische taal. Dit wil zeggen dat je uitspreekt wat je leest. Deze Indo-Europese taalgroep bestaat uit wel meer dan 400 verwante talen en is opgedeeld in vier subgroepen, namelijk de Germaanse talen, Indo-Iraanse talen, Romaanse talen en Slavische talen. Het Spaans valt samen met het Portugees, Frans, Italiaans en Roemeens onder de Romaanse talen. Deze talen worden zo genoemd omdat ze voortkomen uit het Latijn van het Oude Rome en vertonen daardoor overeenkomsten in klank en grammatica.

Dit neemt niet weg dat het Nederlands helemaal geen gelijkenissen vertoont, sterker nog, het Nederlands is in het bezit van redelijk wat leenwoorden uit het Spaans. Leenwoorden die het meeste voorkomen in de Nederlandse taal zijn afkomstig uit het Frans, Duits, Engels en Spaans. Dit heeft te maken met het feit dat Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk naburige landen zijn waar Nederland altijd een intensieve relatie mee onderhield. Daarnaast sprak de bevolking dicht bij de grens vaak twee talen waardoor er meer clustering ontstond. Bij de Spaanse leenwoorden is het iets anders gegaan, want Spanje is natuurlijk geen direct buurland. Deze taal komt rechtstreeks uit het Latijns. Mede doordat Nederland het Latijns vroeger voornamelijk gebruikte in geschrift en als lingua franca. Hierdoor zijn er onder andere overeenkomsten te vinden in het Spaans en het Nederlands. De oorsprong van sommige leenwoorden, veelal scheepswoorden uit het Nederlands komt voort uit de geschiedenis. Nederland stond als land bekend om haar kolonisatie en vele ontdekkingsreizen over de hele wereld. Hierdoor is er veel handel en culturele uitwisseling ontstaan wat daarnaast heeft geleid tot een taaluitwisseling. Tegenwoordig worden er steeds meer leenwoorden uit Spanje gebruikt mede door de globalisering en een als maar groeiende Spaanssprekende bevolking.

Bepaalde woorden die exact hetzelfde geschreven worden en hetzelfde betekenen in beide talen zijn vaak de wat kortere woorden, zoals bar (bar) en foto (foto). Woorden die het Nederlands vanuit het Spaans heeft overgenomen zijn ook aanwezig. Het Spaanse woord voor feest, fiesta is namelijk al helemaal geïntegreerd in de Nederlandse taal. Hetzelfde geldt voor de woorden siësta (klein dutje), tapas (kleine Spaanse hapjes), macho (stoere man) en lasso (rondstuk touw). Ook andersom heeft het Spaans bepaalde woorden geleend die afkomstig zijn uit de Nederlandse taal. Deze woorden zijn wel iets aangepast naar het Spaans, maar hebben nog steeds dezelfde betekenis. Leenwoorden als dijk (dique), vrijbuiter (filibustero) en woorden als stuurboord en bakboord die naar estribor en babor zijn vertaald zijn hier enkele voorbeelden van.

Niet altijd betekenen de Nederlandse woorden die veel op het Spaans lijken hetzelfde. Af en toe moet er ook uitgekeken worden voor de bekende valse vrienden van een taal. Valse vrienden zijn woorden die gelijkenissen vertonen in een bepaalde andere taal, maar die een totaal andere betekenis hebben. Voorbeelden van enkele valse vrienden die je tegen kunt komen tijdens het Spaans leren zijn pan, cara, aceite en carta. In eerste instantie zou je denken dat deze woorden pan, auto, azijn en kaart betekenen, maar niets is minder waar. De daadwerkelijke betekenissen van deze woorden zijn brood, gezicht, olie en brief. Dit kan af en toe weleens leiden tot bepaalde lachwekkende situaties.

Volgende Stap

Laten we praten! Bekijk ons aanbod en laat ons je helpen om je eigen offerte samen te stellen.

Nieuwsbrief

Interessante verhalen elke maand, rechtstreeks in je inbox.